donderdag 27 augustus 2015

WC poeem

Leiden, introductieweek: het was al ver na vijven;
op de WC hing een stift om op de muur te schrijven:

“Een ondeugend briesje blies onder haar rok
en gaf haar bloot tot aan haar jarretelletje
Een dronken vent die stond te pissen schrok
en trok z'n rits muurvast in zijn velletje.”

Menig student las jarenlang dit fraai poeem met schik
En nu mijn vriend, nu weet gij dan, de dichter dat was ik.

zondag 17 mei 2015

Bitterballen met appelsap

Voor ons uit rijdt een klein grijs wijffie in een rolstoel. Alhoewel alle vrouwtjes op de afdeling zo'n beetje hetzelfde grijze jaren dertig permanentje hebben, herken ik mijn moeder.
We halen haar in en ik vraag: “Waar ging je heen?”
“Hé!” grijnst ze. Ze is de laatste tijd wel blij om ons weer te zien.
Ze heeft een catheter gekregen en er hangt een zak gele urine aan haar rolstoel.
De zak ruikt gelukkig niet.
“Zullen we naar beneden gaan, naar de kantine?”
Ik keer haar rolstoel.
“Maar ik heb geen jas bij me.”
“We hoeven niet naar buiten,” zeg ik geruststellend, zoals bij ieder bezoek.
Beneden gekomen neemt mijn vrouw koffie met gebak. Mijn moeder wil dan gebak en appelsap. Ik neem een biertje, en bestel nog een bordje patat met mayonnaise, en een portie bitterballen – niet louter voor mezelf.
Het besef dat je gebak met een vorkje eet om je vingers schoon te houden is enkele maanden geleden van mijn moeder heengegaan.
“Ja, hoe zal ik die nu eens slachten?” zegt ze, kijkend naar het gebakje.
“Net zo je wil,” zeg ik.
Het was ermee begonnen dat ze met het vorkje een stukje taart afsneed, en dan met de vingers het stukje op het vorkje zette en dat dan weer van het vorkje at. Maar het stukje taart viel halverwege steeds vaker van het bibberende vorkje in haar schoot. Dan moest ze het alsnog met de hand uit haar schoot eten. Dus het leek me veel efficiënter om het gebak meteen uit de hand te eten, en dat deed ze de laatste tijd steeds vaker.
Maar dit keer werd het weer met het vorkje geprobeerd.
Halverwege het gebakje zei ze: “Ik krijg het niet op; het is veel te veel.”
“De rest eet Mereie wel op,” zei ik.
En inderdaad werkte mijn vrouw vakkundig anderhalf gebakje naar binnen, tot bewondering van mijn moeder.
Een jongen kwam nu de versgebakken patat brengen en de bitterballen.
“Ik pik een patatje”, zei mijn moeder.
“Ik dacht dat je vol zat.”
Mijn moeder grijnsde. Ze nam een tweede patatje.
“Net kon je je gebakje niet meer op,” probeerde ik nog eens plagerig.
“Het ruikt zo lekker,” zei mijn moeder: “en het is hartig.”
Ze zweeg en at. Ze doopte weer een patatje in de mayonaise en beet de helft af. Toen ze de rest van het patatje weer door de mayo wilde halen, weerde ik haar af: “Niet dubbel dippen.”
Ze gehoorzaamde, maar eigenlijk was het voor haar een onbekend concept. Vroeger waren mensen niet vies van elkaar. Iedereen haalde toen bij elke hap zijn haring door dezelfde bak uitjes. En niemand ging daar dood van.
“Aanstaande donderdag...” begon ik.
“Hèèè?”
Ah, de doofheid sloeg weer toe.
Ik herhaalde langzamer en gearticuleerder: “Aan-staan-de don-der-dag vliegen we naar Amerika. Voor een congres en vakantie. Dan zijn we twee weken weg. En dan komen we over drie weken pas weer langs. Snap je?”
Mijn moeder knikte.
“Ik zal het straks nog wel eens zeggen.”
Mijn moeder dronk van haar appelsap, en bleef vrolijk meeëten van de patat en de bitterballen. Alleen werden de bitterballen nu in de mayo gedoopt en de patat in de mosterd.
Na vijf minuten vroeg ik: “Weet je nog wat we gaan doen donderdag?”
“Nee,” zei mijn moeder.
En ik legde weer uit dat we naar Amerika gingen.
Nog eens vijf minuten later vroeg ik het weer.
“Ja, jullie gaan naar Frankrijk.” zei mijn moeder.
“Nee, naar Amerika: 12 uur in het vliegtuig.”
Tijd en afstand zeiden mijn moeder weinig meer.
“Ik ben helemaal dronken van die wijn,” zei mijn moeder tenslotte.
“Je had geen wijn, je had appelsap.”
“Ik tril helemaal, ik kan niet meer op mijn benen staan.”
“Dat is zo gek niet, want je zit al meer dan een jaar in een rolstoel.”
“Kan ik niet meer lopen?”
“Nee.”
“Hoe komt dat?”
“Je hebt allebei je heupen gebroken. En je had geen zin in fysiotherapie.”
“Oh? Maar ik moet nu toch echt plassen hoor.”
“Dat gaat vanzelf; je hebt een catheter. Maar we gaan je wel weer naar boven brengen. Het wordt tijd voor het avondeten.”
“Ik ben helemaal dronken van die wijn; helemaal duizelig.”
Boven vraagt de verzorgster om stilte want mevrouw Krommenhoek mag voorbidden. Zo dement als ze is, het “Onze Vader” komt er foutloos uitrollen.
“Amen,” roept een enkeling aan het eind.
“Ik ben helemaal dronken.” zegt mijn moeder nog eens en we nemen afscheid.
“Vijftig weken per jaar zijn we in Nederland,” zeg ik narrig als we over de gang weglopen: “Als die ouwe in die twee weken dat we weg zijn maar geen hersenbloeding ofzo krijgt en het vaantje strijkt...”
Mijn vader was er ook al eens in geslaagd om precies tijdens een congres de stekker eruit te trekken. Letterlijk.

zondag 28 september 2014

Heel Holland

Heel Holland bakt,
Heel Holland schaatst,
Heel Holland danst,
en Heel Holland is klusser.

Heel Holland got talent,
maar Heel Holland is doof,
Heel Holland heeft kitsch,
Heel Holland zoekt vrouw.

Heel Holland is te dik,
en Heel Holland is spoorloos,
Heel Holland heeft Down,
Heel Holland rijdt naar de rechter.

Heel Holland needs a make over,
en Heel Holland zingt
Heel Holland heeft schulden,
maar Heel Holland houdt toch van Holland.

zondag 14 september 2014

Zwijnen moeten dood

Ik ben geen vegetariër en ook geen lid van de Partij voor de Dieren, maar dit is ronduit bizar.
In de Zuid-Willemsvaart werd vandaag een groepje wilde zwijnen te water gesignaleerd dat er niet in slaagde om aan de kant te komen. Derhalve rukte de brandweer van Weert uit om de zwijnen van de verdrinkingsdood te redden. Alle zwijnen werden bij hun lurven gegrepen en naar de kant begeleid door onze onverschrokken spuitgasten. En terwijl de dieren nog lagen bij te komen van hun ontberingen, schoot de lokale jachtopzichter ze ter plekke stuk voor stuk dood.
Immers, zwijnen hoorden daar niet thuis. Volgens de regels zijn wilde zwijnen alleen toegestaan op de Hoge Veluwe, en in het Merkenbosch, zo'n 30 kilometer verderop.
Kijk, zulke kerels konden ze in het Derde Rijk ook goed gebruiken: regels zijn regels, niet nadenken maar blind gehoorzamen, en afknallen wanneer gespuis ergens niet thuishoort (ja, ik weet het, we zijn weer bij de nazi's aanbeland).
In deze situatie waren maar twee opties logisch geweest:
1. De goedkope en harteloze optie: je schiet die zwijnen dood terwijl ze nog liggen te watertrappelen. Als ze dan toch dood moeten... en het spaart je de kosten aan brandweer.
2. De iets duurdere optie met een beetje respect voor het leven van dieren: als je toch de brandweer laat uitrukken om de zwijnen te redden, huur dan voor een paar honderd euro extra een veewagen, rij die zwijnen 30 kilometer verder naar het Merkenbosch en zet ze daar weer uit.
Joop.nl heeft groot gelijk met de opmerking dat de zwijnen de pech hadden dat ze geen zeehondjes waren. Dan waren ze namelijk opgevangen, vertroeteld en elders weer vrijgelaten.
Ik kan wel hard roepen dat we meer respect moeten hebben voor dierenlevens, maar ik weet ook wel dat we daarin heel selectief te werk gaan.
Liever zag ik dat vuurwapens werden afgenomen van schietgeile jagers die overduidelijk niet kunnen nadenken.

Overlastgevende broodautomaten

Ik neem het bericht uit het Vlaamse Laatste Nieuws maar even letterlijk over:

"Het schepencollege van Merchtem wil het aantal broodautomaten in de gemeente drastisch verminderen. Het aantal dergelijke toestellen neemt immers steeds meer toe en dit tot ergernis van omwonenden. Merchtem wil er in de toekomst nog slechts één per deelgemeente overhouden. Dat meldt burgemeester Eddie De Block (Open Vld).

De wettelijke basis om het aantal broodautomaten te doen afnemen zal worden onderzocht. De plaatsing gebeurt ook vaak zonder voorafgaande aanvraag. Het schepencollege zal eigenaars van automaten die zonder vergunning worden geplaatst alvast schriftelijk aanmanen om deze te verwijderen."

Einde bericht. Dit is nou typisch van dat Vlaamse nieuws waar je als Hollander geen touw aan kunt vastknopen. Om te beginnen kennen wij dat hele fenomeen broodautomaat niet, en ik moet bekennen dat ik er in Vlaanderen ook nog nooit eentje gezien heb. Maar dat kan aan mij liggen...
Maar vervolgens ga je je als lezer afvragen: waarom hebben ze in Vlaanderen broodautomaten? Sigarettenautomaten, snoepautomaten, condoomautomaten, dat snap ik... Maar broodautomaten? En hebben ze ook pindakaasautomaten, denk je dan onwillekeurig. Vroeger, als Vlaamse collega's nog wel eens een tijdje in Nederland kwamen werken, waren ze altijd hoogstverbaasd als de bakker niet open was op zondag. Je zou dus denken: in Vlaamse bakkerijen en supermarkten is altijd wel brood te vinden. En ze zullen in het Zuiden toch ook wel wat avondwinkels hebben inmiddels?
Nee, kennelijk schieten Vlamingen massaal midden in de nacht wakker want: "Gatverpielekes, het brood is op!" Gelukkig kan hun nood nu gelenigd worden met de broodautomaat. Talloze Vlamingen schuiven hun sloffen aan en haasten zich in pyjama naar de dichtstbijzijnde broodautomaat. Gelukkig, straks toch nog een boterhammeke bij het ontbijt.
Ik moest een Nederlandse vriend, die al vele jaren in Vlaanderen woont, vragen hoe dat nou zat met die broodautomaten, en hij suggereerde aarzelend iets van terugloop aan bakkerijen en hoge personeelskosten om de winkel bij nacht en ontij open te houden. Verder wist hij er ook weinig van. En weer vraag je je dan af: zijn er ook witlofautomaten door een terugloop aan groenteboeren in Vlaanderen?
Nou ja, u voelt hem al aankomen... In Merchtem begint het inmiddels de spuigaten uit te lopen. Om de drie straten staat wel een broodautomaat, vaak illegaal. Een overlast dat dat geeft! Sorry, maar ook hier kan ik me geen voorstelling van maken. Staan Belgen om 4 uur 's nachts soms voor te dringen in de rij en ontstaan dan hooglopende ruzies en kloppartijen? Trekken ze een heel brood uit de automaat, eten ze ter plekke de helft op en gooien ze de andere helft achteloos over straat? Liggen in de hospitaals van Merchtem mensen bij te komen van een overdosis gluten? Kortom, aan welke overlast moet hier in 's hemelsnaam paal en perk worden gesteld?
Nadere berichtgeving zal helderheid moeten verschaffen. Tot nu toe kan ik alleen maar denken: rare jongens, die Belgen.



NASCHRIFT 1: broodautomaten blijken wel degelijk ook in Nederland te (hebben) bestaan, alleen heb ik er als 'grootstedeling' (ahum) nog nooit eentje gezien. (Met dank aan @Kavitaaaa)

NASCHRIFT 2: In deze berichtgeving in De Standaard wordt iets meer duidelijk over de situatie, maar nog altijd blijft de overlast voor omwonenden mij een raadsel. Ergeren de inwoners van Merchtem zich aan het geluid van een euromuntje dat in de automaat valt? Kunnen ze niet slapen van het klepje dat opengetrokken wordt? Inwoners van Merchtem, de wereld staat in brand, en DIT zijn uw ergernissen? Ik zou zeggen: goede vrienden, tel uw zegeningen.

donderdag 4 september 2014

De hond



Gedicht op zaterdag 6 september 2014 uitgesproken bij het toneelstuk De Hond van Oost, een sage over het ontstaan van Amsterdam:

In legenden zit veel leugen,
In sagen zit veel horen-zeggen.
Een beeld van eeuwen her
Komt tot ons uit de mist van het verleden:
Spoelden vissers aan de Amstel aan
En besloten ze te blijven?
Waren het een bisschop en een Fries?
En waar kwam die hond vandaan?
Wees hij de nieuwe woonstee aan?
We vissen en we gissen
Onze volksverhalen bij elkaar;
De verhalen zijn oud, immers…
Zie de wapens, zie de zegels!
De zegels van een schip, twee mannen en een hond…
Maar stel, ’t is andersom gegaan.
Een kunstenaar of dichter verzint nu
Een sage op basis van een zegel:
Weet hij wel wat hij ziet?
Of mag fantasie er alles van maken?
Dit is de werkelijkheid:
Op de oude zegels is ‘t een kogge,
Een logge, dikke handelsboot met
Heel veel graan en rogge in het ruim.
De handel met de Oostzee,
De Hanze maakte Amsterdam groot.
De ene man draagt zwaard en schild,
Dat is de graaf van Holland.
De ander voert de vlag
Met drie Andreaskruizen;
Die staat symbool voor Amsterdam.
Maar dan die hond, die donderse hond…
Waarvoor stond de hond
In middeleeuwse tijden?
De trouw, de trouw natuurlijk,
Geen dier is zo trouw als een hond.
Het Amsterdamse wapenschild
Heeft heden als devies:
“Heldhaftig, vastberaden, barmhartig”.
Maar bij het oude zegel
Hoort het symbolisch devies:
“Strijdlust, trouw en handelsgeest.”
“Strijdlust, trouw en handelsgeest!”
En dat is het ware verhaal
Van het schip, de mannen en de hond
Op de Amsterdamse zegels…
Althans… zo heb ik het nu bedacht!

zondag 6 juli 2014

Wisknudde

Ik moet tot mijn schande bekennen, dat ik vroeger buitengewoon slecht in wiskunde was (niet in natuurkunde en scheikunde overigens). Het lag vooral aan de leraar, want die gaf les voor de beta's en wilde de alfa's niets uitleggen. Met als gevolg dat ik alleen maar enen en tweeën kreeg voor repetities, en een genadevijfje op mijn rapport (de leraar wilde zelf ook gezichtsverlies voorkomen, dat snapte ik wel). Dan zou je denken: een beetje slimme jongen leert het dan wel uit het boek. Maar ik had er simpelweg geen hoofd voor, en WILDE het ook allemaal niet begrijpen. Wat had je er allemaal aan?
En eigenlijk klopt dat laatste ook wel: ik heb mijn hele carrière geen wiskunde nodig gehad. Hoogstens wat basisschoolrekenen.
Nu ik met computational humanities in aanraking ben gekomen, lees ik nota bene de bachelorscriptie van een studente aan de Universiteit van Twente, die het design verzorgt van een toeristische mobiele website die we aan het bouwen zijn. Ze heeft ook interviews gehouden over de functionaliteit van haar ontwerp. Mensen moeten een aantal taken verrichten en moeten daarbij hardop denken. Om mensen een beetje aan deze methode te laten wennen, geeft ze een los en simpel opdrachtje vooraf: "A father, a mother and their son are 80 years old together. The father is twice as old as the son and the mother too. How old is the son?"
Hoe gaat nu een alfabrein te werk?
Stap 1: Blinde paniek! wiskunde! snap ik niet! hellup!
Stap 2: Aarzelend de trial-and-error methode toepassen, kortom, een beetje beredeneerd gokken. ("Als die ouders nou 40 zijn en die zoon dus 20 dan zijn ze samen... shit, 100. Als die ouders nou 35 zijn en die..." etc.)
Stap 3: net zo lang gokken tot het een keer goed is, of gewoon stoppen en iets anders gaan doen.
Ditmaal zat het me toch niet lekker. De opgave is zonder twijfel kinderlijk eenvoudig, en er moet toch een formele en logische manier zijn om deze opgave in één keer op te lossen?
En met alles wat ik me kon herinneren, noteerde ik deze formule:
(2*X) + (2*X) + X = 80
X = ?
Dat kon niet fout zijn, dacht ik zo. En ik snuffelde wat rond op elementaire algebra-websites, want ik had nu wel een formule, maar geen clou hoe dit al rekenend op te lossen. Maar ineens zag ik het licht weer. Je kon de formule ook nog eenvoudiger opschrijven als:
2X + 2X + X = 80
En als dat zo was, dan gold ook:
5X = 80
Maar dan gold ook:
X = 80/5 = 16
De zoon is dus 16 (en de ouders dus 32, is samen bij elkaar opgeteld 80). Opeens zag ik de logica en de schoonheid. En toen bedacht ik dat dan ook deze formule tot hetzelfde resultaat zou moeten leiden:
X + X + 1/2X = 80
Want die zoon was de helft van de leeftijd van de ouders. De alfa in mij dacht meteen: "Kijk, en nou gaat het fout, en da's dan precies de reden waarom ik er nog altijd geen hout van snap". Maar nee, het klopte:
2,5X = 80
80 / 2,5 is gelijk aan 800/25 = 32
X = 32
Ditmaal had ik de leeftijd van de ouders berekend; de helft van 32 is weer 16, en dat is de leeftijd van de zoon. Vanuit twee invalshoeken klopte de som dus. Toegegeven, voor waarschijnlijk iedereen in deze wereld is dit een makkie, maar voor mij een late revelatie... Soms kun je dus maar beter helemaal geen leraar hebben dan een slechte leraar.