maandag 28 mei 2012

In de jury

De belangrijkste reden om goed te leren op school leek mij als kind: dan kun je later een kwis winnen. In mijn jeugd keek heel Nederland nog naar dezelfde televisiezender, en sommige deelnemers aan kwissen werden halve beroemdheden en verdienden fabelachtige prijzen (dacht je als kind – de winnaars stonden toch niet voor niets te springen en te gillen?). Gaandeweg begon mijn fascinatie wat te kantelen. Ik besefte ineens dat er iemand was die al die kwisvragen bedacht. Het leek me relaxter als ik later kwisvragenbedenker van beroep werd. Ik raakte er - vele schriftelijke overhoringen, schoolonderzoeken en examens later - steeds meer van doordrongen hoe essentieel het was om aan de goede kant van de tafel te zitten. Niet aan de kant van de geëxamineerde, maar aan de kant van de examinator. Ik heb sindsdien ook het brandende verlangen om deel uit te maken van een vakjury.
Eindelijk ben ik dan tot een jury doorgedrongen: de jury van de Overijsselse volksverhalen-wedstrijd. De opdracht was: schrijf een volksverhaal bij een plaats in Overijssel en bedenk er ook een produkt bij. Alle ingezonden verhalen en ideeën kwamen meteen op internet te staan. De beoordeling leek een makkie te gaan worden. Zoveel verhalen kwamen er niet binnen, en een paar staken er met kop en schouders bovenuit. Maar ik had niet met het laatste Hemelvaartweekend gerekend, waarop velen hun kans schoon zagen om op de valreep nog een verhaal in te leveren. Op de laatste dag liep de website vol: er werden uiteindelijk 91 verhalen ingeleverd, soms halve romans! Als je alle documenten zou uitdraaien kwam je uit op zo’n 380 A4tjes (wat ik uit milieuoogpunt dus maar niet geprint heb – bovendien lees ik graag van scherm). Die 380 A4tjes moest de jury, naast een reguliere baan, eventjes in een week lezen. De jury hoefde derhalve het hoofd niet te breken over wat ze met Pinksteren ging doen.
Ik ben erin geslaagd om alle verhalen te lezen en ik moet zeggen dat de kwaliteit behoorlijk hoog was. Dat kwam deels omdat er de nodige professionals tussen zaten op het gebied van geschiedenis, cultuur en politiek: mensen van historische verenigingen, kunstenaars, schrijvers, vertellers… De bijbehorende produkten waren soms wel een beetje oubollig: een boekje, een verhalenwandeling, een kwartetspel, een tentoonstelling, een standbeeld. Soms waren de produkten wat origineler, zoals een kunstwerk, een gerecht, een likeurtje of bordjes met QR-codes. Met name op de verhalen hebben de inzenders hun best gedaan.
Dit zijn de meest opvallende aspecten van de verhalen:
1. Er was veel aandacht voor de lokale geschiedenis binnen Overijssel (Oversticht, Twente, allerhande stadjes en dorpen). In feite leverde de wedstrijd meer geschiedverhalen en persoonlijke getuigenissen (oral history) op dan volksverhalen. Een volksverhaal bevat toch vooral een fictieve plot met een kleine kern van waarheid. Met een volksverhaal wordt vooral gedoeld op verhalen van het type Het Vrouwtje van Stavoren of De Vliegende Hollander. Zulk soort sprookjes en sagen zijn er ook ingezonden, maar het was een minderheid. Natuurlijk ontbraken in zulke verhalen de voor het oosten typerende Witte Wieven vaak niet.
2. Veel verhalen leken te lijden aan het Charles Dickens syndroom: in het ene verhaal werd nog meer tranentrekkende armoede geleden dan in het andere. Dat is kennelijk het beeld dat mensen van het verleden beginnen te krijgen, in contrast met het welvarende heden. Natuurlijk is er in het verleden veel armoede geleden, en in het oosten des lands waarschijnlijk nog meer dan in het westen. Maar er hebben in het verleden ook mensen goed kunnen leven van een boerderij of een andere nering. Onze geschiedenis is er niet eentje van constante, dieptrieste armoede voor vrijwel de gehele bevolking.
3. Naast de armoede in veel verhalen over het verleden, valt ook de rechteloosheid erg op in de verhalen. Dat is kennelijk ook een beeld dat mensen van het verleden hebben: uitbuiting en plundering lijken aan de orde van de dag te zijn geweest. Iedereen lijkt maar voortdurend overgeleverd te zijn aan de willekeur van enkele wrede machthebbers. Natuurlijk zijn armoede en rechteloosheid manieren om een spannend verhaal te vertellen. In werkelijkheid geldt voor ons verleden dat het recht ook regelmatig zijn loop kreeg en dat veel gezagsdragers hun macht niet hebben misbruikt. Onze samenleving is in het verleden ook leefbaar geweest, anders bestonden we nu niet meer.
4. Keren in de Overijsselse verhalen armoede en onrecht met enige regelmaat terug als negatieve motieven, een positief element in veel van de verhalen is de nabuurschap. De ongeschreven regels van onderlinge solidariteit onder de bevolking zijn prominent aanwezig, en met name de buren die altijd bereid zijn om elkaar in raad en daad terzijde te staan. Nabuurschap is in de geschiedenis van Overijssel, Nederland en zelfs van de mensheid als geheel een belangrijke overlevingsstrategie. Ik durf wel te beweren dat de onderlinge behulpzaamheid en solidariteit van mensen een belangrijke reden voor het succes van de menselijke soort is. Of in de woorden van Annie M.G. Schmidt: “We benne op de wereld om mekaar, om mekaar, te hellepen nietwaar!”
5. Heel opvallend aan de inzendingen waren de emotionele herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, naar mijn inschatting geschreven door auteurs die te jong zijn om die oorlog bewust te hebben meegemaakt. Tijdens de dodenherdenking was de discussie al in alle hevigheid opgelaaid wie we gedenken, en wie nadrukkelijk niet. Veel mensen bleken het ongepast te vinden als gedenkers ook langs enkele Duitse graven zouden lopen, of als er een gedicht zou worden voorgedragen waarin gerefereerd werd aan een dode Nederlander die destijds de foute keuze had gemaakt. Meerdere ingezonden Overijsselse oorlogsverhalen benadrukken de bezetting door de Duitsers, het onderduiken van de Joden en de bevrijding door de Canadezen, op een manier die er geen misverstand over laat bestaan wie er ‘fout’ en wie er ‘goed’ waren. De Tweede Wereldoorlog, we zijn er nog altijd niet klaar mee…
6. Een opvallende rol in de Overijsselse verhalen wordt gespeeld door de rivieren en het water. De IJssel, de Vecht, de Dinkel, de voormalige Dedemsvaart, de Zuiderzee, het IJsselmeer… ze figureren in haast alle verhalen. De heimwee van veel vertellers gaat uit naar de meanderende rivieren uit het verleden, het lieflijke landschap met zijn bochtige stromen. Rivieren werden in het verleden wel rechtgetrokken voor een snellere afwatering en een efficiënter verkeer, maar tegenwoordig overheerst een nostalgisch oog voor de historische situatie, worden oude kronkelige stromen in hun oorspronkelijke staat hersteld, met positieve resultaten voor flora, fauna en het menselijk welbevinden.
Overijssel is niet de meest bekende provincie van Nederland, maar als je ervaart wat voor verhalen de bewoners erover vertellen, dan zou je er vaker een kijkje willen gaan nemen. En dat is precies de functie van zo’n volksverhaal: niet alleen om de onderlinge identiteit en samenhang te bevestigen, maar ook om een identiteit naar buiten uit te dragen die nieuwsgierige bezoekers trekt.

De verhalen zijn hier te lezen: http://www.jijenoverijssel.nl/project/16/jouw-volksverhaal
De publieksprijs bedraagt 5.000 euro.
De juryprijs bedraagt 20.000 euro.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten