zaterdag 26 april 2014
Koningsdag
"We gaan niets kopen," zei mijn vrouw enigszins dwingend toen we de vrijmarkt in Baarn opstapten.
Koud drie minuten later stond zij oog in oog met mooie laarsjes in haar maat, met van dat zachte leer, niet al te hoge hak, in een kleur die zij nog niet had. En ze waren maar 7 euro - da's geen geld voor zulke kunstwerkjes.
Een minuut later wees ik haar op een mooi rood colbertje, van Italiaanse snit. Als Italianen iets ontwerpen dan is het al gauw smaak- en stijlvol. Het colbertje paste prima en vijf euro was dus praktisch een weggevertje.
Ik vind dat knap: "we gaan niets kopen" en binnen vijf minuten met een tas met een colbertje en laarzen lopen.
Natuurlijk kocht ik in de loop van de middag zelf ook wat: vier Suske en Wiskes die we waarschijnlijk nog niet hadden. Zeker weten doen we dat niet: er bestaat geen lijst van onze gezamenlijke collectie.
Ik voelde het trage geslenter na verloop van tijd in mijn benen, maar we zouden zeker nog een uur of twee kunnen lopen voordat we alle kraampjes zouden hebben gezien. Toch begonnen sommige mensen al aanstalten te maken om hun spullen weer in te pakken.
Je weet dat je in Baarn op koninginnedag/koningsdag altijd wel iets van kwaliteit tegenkomt.
En toch kwam 'ie ook dit jaar als een verrassing.
In één van de kraampjes zag ik een Haring staan. Een Keith Haring wel te verstaan.
Het was een groot ingelijst werk. Ik kon niet zo gauw zien of het een zeefdruk of een reproductie was.
"Kijk," wees ik mijn vrouw, "een Keith Haring."
De kleuren spatten van de witte achtergrond af; ik vond hem meteen mooi, maar dacht tegelijkertijd: "Daar gaan ze een godsvermogen voor vragen."
"Hij is te groot voor bij ons thuis," loog ik tegen de verkoper, "maar ik ben toch even nieuwsgierig: hoeveel vraagt u nou voor die Haring?"
"Wat zou u er voor willen geven? Doe eens een bod."
"Dat heeft geen zin; we kunnen hem waarschijnlijk toch niet kwijt."
"Voor 5 euro mag u hem hebben," vervolgde de man verrassend snel.
"Vijf euro?"
Als door een wesp gestoken keek ik mijn vrouw aan.
Die trok meteen zo'n gezicht van: kopen die hap.
"Voor vijf euro wil ik hem wel hebben," zei ik: "da's wel erg goedkoop."
"Ja," vulde de vrouw van de verkoper aan: "Wij hebben er destijds 100 euro voor betaald."
Ik betaalde de vijf euro.
"Veel plezier ermee," zei de verkoper nog.
Zo'n aankoop betekende meteen het einde van de vrijmarkt. Met gespreide armen sjouwde ik het werk richting de auto, maar die stond echt te ver. Mijn vrouw bleef op een afgelegen hoek wachten, en ik ging de auto halen.
Thuis maakte ik de stoffige lijst schoon, en zocht op van welk werk dit een reproductie was.
Het bleek een art print getiteld Retrospect en is door Keith Haring gemaakt in 1989.
Hij hangt inmiddels te pronk in mijn studeerkamer.
Maar volgend jaar... volgend jaar kopen we niets!
zondag 16 maart 2014
Vos en ooievaar
In het Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch hangt een navolging van het Spreekwoordenschilderij van Pieter Brueghel door een anonieme schilder. In een detail zie je een vos en een ooievaar, en het bijbehorende spreekwoord zou luiden: 'De haan en de vos hebben elkaar te gast'. En de betekenis zou zijn: 'Twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit'. Dat laatste kan kloppen, maar van een haan is geen sprake. Het spreekwoord is gebaseerd op een Aesopische fabel, en dan moet het gaan om een vogel met een lange snavel zoals een reiger, een kraanvogel of een ooievaar. Op het schilderij zien we waarschijnlijk een ooievaar, al kloppen niet alle details. In het verhaal nodigen de vos en de ooievaar elkaar uit voor het avondmaal. De vos is als eerste gastheer en zet zijn gast een plat bord soep voor. De vos krijgt deze maaltijd wel opgelikt, maar de ooievaar krijgt met zijn lange snavel niets naar binnen. Later wordt de vos bij de ooievaar uitgenodigd. De maaltijd blijkt in een fles met een lange hals te zitten. De vos kan niet bij de inhoud, maar de ooievaar met zijn lange snavel wel. Zo verschalkten de twee dieren elkaar.
De oudste versie van dit verhaal in onze volkstaal stamt uit de dertiende eeuw, en is hier te vinden in de Nederlandse Volksverhalenbank. Een moderne Friese versie is hier te vinden.
maandag 3 maart 2014
Mijn oom Theodor
In de genen van de familie Meder komt af en toe muzikaliteit voor. "Stef Meeder," roepen mensen dan meteen. "Meeder met twee ee's is geen familie," werd er dan snel gereageerd door de familie. Men wilde niet al te direct met deze vrolijke Hammond-organist geassocieerd worden. Genealogisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat de Meders en de Meeders teruggaan op dezelfde Duitse familie Meder, en dat het verschil in spelling is ontstaan bij de burgerlijke stand in Nederland. Kortom, Stef Meeder is wel degelijk drager van het muzikale Meder-gen.
Als componisten staan bekend de Duitser Johann Valentin Meder (1649–1719) en de Nederlander Johann Gabriël Meder (1729-1800). Hun werk is niet onverdienstelijk, maar haalt het niet bij Bach of Mozart. Om die reden zijn ze tegenwoordig tamelijk onbekend.
Zelf heb ik als kind redelijk piano leren spelen, en mijn vader speelde als jongen trompet in de harmonie. Ik heb hem nooit horen spelen, maar volgens mijn moeder stelde het destijds niet echt veel voor. De enige van de drie broers die van de muziek zijn beroep kon maken was oom Theodor, naar wie ik ben vernoemd. Theodor zat altijd en eeuwig viool te studeren op zolder en speelde virtuoos. De beste foto die ik van hem heb, staat hierboven: Theodor lijkt sterk op zijn broers Herman (mijn vader) en Jilles. Allemaal hebben ze de inhammen in de haarinplant op jonge leeftijd, en de kuiltjes in de wangen die er later uit gingen zien als strepen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest oom Theodor naar Duitsland voor de Arbeitseinzats. Maar men had al snel door dat viool spelen zijn grote talent was. En zodoende mocht oom Theo in Duitsland spelen in ensembles en orkesten. Na de oorlog kwam hij soms nog wel naar Nederland voor familiebezoek of een verjaardag, maar hij vestigde zich definitief in Duitsland (waar de glasblazers-tak van de familie Meder ook vandaan kwam).
Ik ken mijn oom Theo eigenlijk voornamelijk van foto's. Ik bezit nog altijd wat pagina's van zijn bladmuziek waar ik als pianist weinig aan heb. Volgens mijn vader heb ik ook de studie-viool van oom Theo, maar hij zelf ontkende dat. Ik heb die verwaarloosde viool in een gekke bui in de jaren zeventig nog eens knalblauw geverfd. In de jaren negentig kreeg ik daar spijt van en heb ik de viool geheel 'gerestaureerd': de houtkleur weer tevoorschijn geschuurd, alles gevernist, een kam erop gezet, nieuwe snaren, en een strijkstok gekocht. Ik wist niet dat je de haren ook nog ruw moest maken, maar eindelijk eindelijk speelde de viool: het valse gekras was verschrikkelijk, want ik kan helemaal geen viool spelen.
Mijn oom Theo daarentegen heeft er zijn leven lang zijn beroep van kunnen maken: viool spelen. In tegenstelling tot zijn broers heeft hij nooit een ketelpak hoeven dragen en in een fabriek hoeven werken. Op latere leeftijd is mijn oom Theo getrouwd met een Duitse boerin die Jehova's getuige was. Mijn oom heeft zich toen bekeerd, en ik bezit nu twee van zijn Duitse Jehova-bijbels, vol met zijn onderstrepingen.
Afgezien van wat foto's, heb ik nog maar één echt levendige herinnering aan hem. Ik was zeven jaar en oma Meder was overleden. Oom Theo was ook overgekomen, en hij was erg geïnteresseerd in mijn vorderingen in het pianospel. Toen sprak hij al met een Duits accent. Ik kan me nog herinneren dat hij zoiets zei als: "Het ist leider een ongelukkig moment om over musik te praten so bei een overlijden."
Mijn oom Theodor. Ik kreeg zijn naam, en niet die van opa of een ander familielid. En op één of andere manier voel ik me ook speciaal verbonden met hem.
vrijdag 28 februari 2014
Scheel Heveningen
Mijn schoonvader was een groot fan van Hugo Brandt Corstius, onder welk pseudoniem hij ook publiceerde. Met name het boek Opperlandse Taal- en Letterkunde van Battus was voor hem een onuitputtelijke bron van vernuftig plezier. Bulderend van het lachen kon hij op luide toon De schand in het Breveningse hoerkous declameren:
Scheel Heveningen was een vlooi der prammen. Ver weg op zee zag men een pissende vink. De gatbasten waren gezoodnaakt het land te verstraten en riepen in hun kloten buiten lont. Ze kakten hun poffers, en streken elkaar kak in het gelaat. Enkelen kwakten zaad, anderen kakten zalm langs een touw. De guitspasten neukten de bok van het dak. Niets werd gered dan tien linnen tepels en een lul van een predikant in de harige kut van een vinnige pissersvrouw.
Schoonmama moorde dit alles met een zuinig hondje aan.
zondag 16 februari 2014
Sigaren
Het zal halverwege de jaren vijftig geweest zijn. Mijn vader was een fabrieksarbeider die af en toe een Agio Gouden Oogst sigaar opstak. Op een dag kwam hem dit wat elitaire gedrag op commentaar te staan van zijn - ongetwijfeld gewoon shag rokende - collega's. Op een ochtend trof hij op zijn werkbank een grote tegel aan met een krijttekening. Het sigaren rokende hoofd moet ongetwijfeld mijn vader voorstellen, met de karakteristieke inhammen in zijn haarlijn. Zijn gezicht wordt omgeven door een borrel, een fles bier, een kist Agio sigaren, een doosje lucifers, een asbak, en een vrijwel ontklede vrouw. Ook stond er nog een (lege) drankfles naast. Het tafereel moest de geneuchten van het rijke leven voorstellen, en de bijgaande tekst luidde: "alleen een Heer rookt sigaren MANUS." Mijn vader heette Herman, voluit Harmannus, maar werd door bepaalde mensen Mans of Manus genoemd, wat ik als kind maar rare namen vond. Waarschijnlijk heeft mijn vader de foto genomen - ik vond hem terug in een oude schoenendoos met kiekjes.
zondag 2 februari 2014
Juli 1962
Kijk, daar lopen we langs de vloedlijn,
kuierend naar Hoek van Holland.
Mijn vader is 37
en ik ben 2.
Mijn vader kan goed voetballen,
en met een stok
sporen tekenen in het zand.
Hij houdt me tijdig weg
bij een aangespoelde zeemijn
uit de oorlog met de moffen.
Mijn vader is beresterk
en weet alles.
Hij weet wanneer de kwallen komen;
dat is alleen met landwind.
Ook hoe je rustig moet lopen
met je handen op je rug.
Daarom doe ik hem na.
Mijn vader is heel erg groot.
Ik eet niet altijd mijn bord leeg,
maar word desondanks
een kop groter dan hij...
Mijn moeder nam deze foto ooit
En mist mijn vader nog meer dan ik.
Ik herinner haar wel eens
aan die rare pofbroek die ik droeg:
"Ik liep zwaar voor gek."
"Welnee," zegt zij,
"dat was toen mode..."
Bijna alsof moeder al dood is...
Mijn moeder zit nu een half jaar in het verpleegtehuis. Nadat ze haar tweede heup gebroken had, constateerde men Alzheimer bij haar, en kon ze niet meer zelfstandig wonen. Dat kwam goed uit, want thuis was ze de laatste tijd angstig, eenzaam en gedesoriënteerd geweest. Dan ging ze nodeloos op alarmknoppen drukken, buren te pas en te onpas lastig vallen of familie midden in de nacht bellen met de vraag of het bij hen ook zo donker was.
Na een half jaar verpleegtehuis moeten bewoners meer gaan betalen. Aangezien mijn moeder van louter AOW moet leven, werd het dus de hoogste tijd om de huur van haar bejaardenwoning op te zeggen en de boedel te laten opkopen. Een paar spulletjes hebben we mee naar huis genomen - omdat ze nog goed waren of als aandenken. De twee grote kunstzinnige glazen knikkers, die herinneren aan het verleden van de Duitse families Meder en Hitzemann als glasblazers wilde ik sowieso bewaren. En een mooi vaasje dat ik al mijn leven lang ken, en waar mijn moeder vroeger fresia's in zette - vroeger rook je die intense bloemengeur dan door het hele huis. Tegenwoordig zijn zulke bloemen kapotgefokt op houdbaarheid en kleur, ten koste van die heerlijke doordringende geur die fresia's ooit hadden.
Mijn moeder had net een nieuwe flatscreen tv, en haar magnetron deed het ook nog goed; die hebben we eveneens meegenomen. Het elektrische fornuis, zelden gebruikt, hebben we kunnen verkopen aan een jong Surinaams echtpaar. Alle oven-spullen zaten zelfs nog in het plastic. Vanzelfsprekend is ook de administratie van mijn moeder met ons mee naar huis gegaan, maar ook het allerbelangrijkste: de schoenendoos vol ongeordende familiefoto's. Vandaag ben ik begonnen met het scannen van de eerste foto's. Er overvalt me een gevoel van weemoed en triestheid; bijna alsof mijn moeder al is overleden. Zoveel herinneringen, maar ook zoveel mensen die ik niet of nauwelijks heb gekend. Zo is er die mooie kunstzinnige oude foto van een tante met haar twee dochters. Ik blijf er gebiologeerd naar kijken: wat een prachtige dochters! En wat een mooie Joodse trekken hebben ze. Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat er Joods bloed moet zitten in mijn moeders tak van de familie. Mijn oma heeft ook een erg Joods uiterlijk. Maar niemand van de familie heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog ooit problemen gehad met de nazi's. Oma was echter een analfabete wees zonder papieren - waarschijnlijk heeft zij wijselijk iets over haar achtergrond verzwegen... De komende tijd ga ik veel foto's uit mijn moeders schoenendoos scannen, zodat ik haar die weer kan laten zien op mijn tablet. Hopelijk buigt dat de conversatie wat af van eentonige monologen over vanillevla en stoelgang.
Abonneren op:
Posts (Atom)