zondag 16 maart 2014

Vos en ooievaar



In het Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch hangt een navolging van het Spreekwoordenschilderij van Pieter Brueghel door een anonieme schilder. In een detail zie je een vos en een ooievaar, en het bijbehorende spreekwoord zou luiden: 'De haan en de vos hebben elkaar te gast'. En de betekenis zou zijn: 'Twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit'. Dat laatste kan kloppen, maar van een haan is geen sprake. Het spreekwoord is gebaseerd op een Aesopische fabel, en dan moet het gaan om een vogel met een lange snavel zoals een reiger, een kraanvogel of een ooievaar. Op het schilderij zien we waarschijnlijk een ooievaar, al kloppen niet alle details. In het verhaal nodigen de vos en de ooievaar elkaar uit voor het avondmaal. De vos is als eerste gastheer en zet zijn gast een plat bord soep voor. De vos krijgt deze maaltijd wel opgelikt, maar de ooievaar krijgt met zijn lange snavel niets naar binnen. Later wordt de vos bij de ooievaar uitgenodigd. De maaltijd blijkt in een fles met een lange hals te zitten. De vos kan niet bij de inhoud, maar de ooievaar met zijn lange snavel wel. Zo verschalkten de twee dieren elkaar.
De oudste versie van dit verhaal in onze volkstaal stamt uit de dertiende eeuw, en is hier te vinden in de Nederlandse Volksverhalenbank. Een moderne Friese versie is hier te vinden.

maandag 3 maart 2014

Mijn oom Theodor



In de genen van de familie Meder komt af en toe muzikaliteit voor. "Stef Meeder," roepen mensen dan meteen. "Meeder met twee ee's is geen familie," werd er dan snel gereageerd door de familie. Men wilde niet al te direct met deze vrolijke Hammond-organist geassocieerd worden. Genealogisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat de Meders en de Meeders teruggaan op dezelfde Duitse familie Meder, en dat het verschil in spelling is ontstaan bij de burgerlijke stand in Nederland. Kortom, Stef Meeder is wel degelijk drager van het muzikale Meder-gen.
Als componisten staan bekend de Duitser Johann Valentin Meder (1649–1719) en de Nederlander Johann Gabriël Meder (1729-1800). Hun werk is niet onverdienstelijk, maar haalt het niet bij Bach of Mozart. Om die reden zijn ze tegenwoordig tamelijk onbekend.
Zelf heb ik als kind redelijk piano leren spelen, en mijn vader speelde als jongen trompet in de harmonie. Ik heb hem nooit horen spelen, maar volgens mijn moeder stelde het destijds niet echt veel voor. De enige van de drie broers die van de muziek zijn beroep kon maken was oom Theodor, naar wie ik ben vernoemd. Theodor zat altijd en eeuwig viool te studeren op zolder en speelde virtuoos. De beste foto die ik van hem heb, staat hierboven: Theodor lijkt sterk op zijn broers Herman (mijn vader) en Jilles. Allemaal hebben ze de inhammen in de haarinplant op jonge leeftijd, en de kuiltjes in de wangen die er later uit gingen zien als strepen.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest oom Theodor naar Duitsland voor de Arbeitseinzats. Maar men had al snel door dat viool spelen zijn grote talent was. En zodoende mocht oom Theo in Duitsland spelen in ensembles en orkesten. Na de oorlog kwam hij soms nog wel naar Nederland voor familiebezoek of een verjaardag, maar hij vestigde zich definitief in Duitsland (waar de glasblazers-tak van de familie Meder ook vandaan kwam).
Ik ken mijn oom Theo eigenlijk voornamelijk van foto's. Ik bezit nog altijd wat pagina's van zijn bladmuziek waar ik als pianist weinig aan heb. Volgens mijn vader heb ik ook de studie-viool van oom Theo, maar hij zelf ontkende dat. Ik heb die verwaarloosde viool in een gekke bui in de jaren zeventig nog eens knalblauw geverfd. In de jaren negentig kreeg ik daar spijt van en heb ik de viool geheel 'gerestaureerd': de houtkleur weer tevoorschijn geschuurd, alles gevernist, een kam erop gezet, nieuwe snaren, en een strijkstok gekocht. Ik wist niet dat je de haren ook nog ruw moest maken, maar eindelijk eindelijk speelde de viool: het valse gekras was verschrikkelijk, want ik kan helemaal geen viool spelen.
Mijn oom Theo daarentegen heeft er zijn leven lang zijn beroep van kunnen maken: viool spelen. In tegenstelling tot zijn broers heeft hij nooit een ketelpak hoeven dragen en in een fabriek hoeven werken. Op latere leeftijd is mijn oom Theo getrouwd met een Duitse boerin die Jehova's getuige was. Mijn oom heeft zich toen bekeerd, en ik bezit nu twee van zijn Duitse Jehova-bijbels, vol met zijn onderstrepingen.



Afgezien van wat foto's, heb ik nog maar één echt levendige herinnering aan hem. Ik was zeven jaar en oma Meder was overleden. Oom Theo was ook overgekomen, en hij was erg geïnteresseerd in mijn vorderingen in het pianospel. Toen sprak hij al met een Duits accent. Ik kan me nog herinneren dat hij zoiets zei als: "Het ist leider een ongelukkig moment om over musik te praten so bei een overlijden."
Mijn oom Theodor. Ik kreeg zijn naam, en niet die van opa of een ander familielid. En op één of andere manier voel ik me ook speciaal verbonden met hem.