Muizenissen
Vanuit mijn werkkamer heb ik zicht op de tuin met wat bomen. Vorig jaar zag ik hem al lopen. De stam omhoog en over de takken. Een muisje. Klein, snel, schattig. Maar ik bedacht dat ik dit niet aan mijn vrouw moest vertellen. Zij is panisch voor muizen. Een echt fobie. We zijn geen van beiden bang voor spinnen en Anansi mag dus ongehinderd in de hoeken van ons huis wonen. Maar zoals ik panisch ben voor hoogtes, zo is mijn vrouw overdreven en irrationeel bang voor muizen (en ratten trouwens). Ik dacht dus al vrij snel: dat er een muis in de tuin loopt ga ik niet aan mijn vrouw vertellen. Wat niet weet, wat niet deert.
Afgelopen weekend hebben we in de tuin gewerkt. Het was een oerwoud geworden, want de klimop had zich over de hele tuin verspreid. De dagen erna loop je wel eens wat bladeren naar binnen. Vandaag zag ik ook zo’n blad in de gang liggen. Ik wilde het oppakken, maar het was geen blad. Het was de muis. Snel opende ik de voordeur en probeerde de muis met mijn slipper naar buiten te wippen. Nou, de muis zei geen piep in het voorhuis, maar sprintte om mijn slipper heen. Ik keek om, maar zag al niet meer waar hij gebleven was. Overal was plek voor zo’n klein muisje om zich te verbergen. We hebben geen drempels, dus hij kon onder de deur van de WC, de meterkast, het fietsenhok en de studeerkamer door.
Ik hoorde dat mijn vrouw juist aanstalten maakte om naar beneden te komen.
“Wegblijven!” commandeerde ik onvriendelijk.
“Wat? Is er een beest naar binnen?”
“Ja.”
“Een kat?”
“Nee, een ander beest.”
“Een muis?”
“Ja.”
Mijn vrouw bleef boven.
In de WC was hij niet: dat was overzichtelijk genoeg. Ook geen muis in de meterkast. Maar in het fietsenhok kon hij zich gemakkelijk schuilhouden: achter dozen, kasten, de wasmachine… In de studeerkamer waren ook voldoende plekken om zich te verstoppen: kasten, dozen, boeken, bureaus, een bank... In gedachten zag ik hem nu al knagen aan de kabels van de computer en de internetverbinding.
Ik was hem kwijt.
Er zat niets anders op dan te wachten tot hij weer ging lopen. Op de vloer van de studeerkamer vond hij vast wel wat lekkere stukjes walnoot of nacho cheese chips van de afgelopen dagen. Maar ik zag geen beweging. Tot ik terugliep de gang in en verder rond speurde. Daar zat hij: bewegingsloos onder het schoenenrek.
Als ik alleen in dit huis had gewoond had ik een stuk stevig papier op de grond gelegd met daarop wat nootjes of een stukje kaas. Zodra de muis zou toehappen, zou ik een stolp ofzo over hem heen hebben gezet, en hem dan naar buiten hebben geschoven. Maar vandaag leefden we in een war zone en ik moest mijn echtgenote bevrijden van het muizenmonster.
En dus trok in een werkhandschoen aan, kroop onder de trap en probeerde de muis onder het schoenenrek te grijpen. Ik had hem bij zijn staart, maar de muis wrong zich los en rende weg. Hij leek echter ontdaan, en zijn strategie was muisstil zitten in de hoop dat ik hem niet zou zien.
Ik greep hem nogmaals, opende de deur en gooide hem met een boog naar buiten. Het leven van mijn vrouw was gered. Ik sloot de deur en riep haar.
“Ik heb hem gevangen en naar buiten gegooid.”
Aarzelend kwam ze naar beneden.
“Op de grens van ons voetpad en de stoep ligt hij tussen het gras. Zie je hem?”
“Nee.”
“Hij ligt op zijn rug en begint nu te spartelen. Zie je hem bewegen?”
“Nee.”
“Hij probeert overeind te komen.”
“Nu zie ik hem. Wat een klein muisje.”
“Muisjes zijn niet groot.”
Even later zei ze: “Ik zie hem niet meer. Is hij weg?”
“Dat vraag ik me ook af: ik zie nog steeds wat, maar misschien is hij wel dood nu.”
Toen we later naar buiten gingen om te kijken, bleek dat het muisje had liggen zieltogen en dat hij inderdaad dood was. Ik schoof hem met mijn schoen een beetje in het gras.
Zo’n muisje is zo klein en daardoor natuurlijk ongelofelijk kwetsbaar. Mijn worp naar buiten, om het leven van mijn vrouw te redden, was dodelijk geweest voor het muisje. Daar had ik spijt van: dat was niet de bedoeling geweest.
“Dit is slecht voor je karma,” zei mijn vrouw.
“Vast,” zei ik, maar later pochte ik tegenover haar toch: “I am the mighty mouse slayer.”
Mijn vader zaliger zou mij volkomen gelijk hebben gegeven: ongedierte moet dood. Maar hij was van een andere generatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten